dinsdag 12 oktober 2010

Flood Risk Management


Op 5 oktober vond in Glasgow de jaarlijkse Conference on Sustainable Flood Risk Management plaats. Via LinkedIn was ik met de organisator , het Holyrood Events Team van Holyrood Magazine in contact gekomen. Als oud programmamanager van de Taskforce Management Overstromingen ben ik vervolgens gevraagd tijdens deze conferentie te spreken over ‘The consequences of ‘What-If ‘ scenarios’. Een verzoek waar ik graag aan heb voldaan.

Het is opvallend welke prioriteit in Schotland wordt gegeven aan overstromingsrisico’s. Niet alleen voor de meer traditionele overstromingen van kust-en riviergebieden, als gevolg van dijkdoorbraken of buiten hun oevers tredende rivieren, maar ook bovenmatige wateroverlast als gevolg van langdurige, intensieve en bovenmatige regenval. Dit verschijnsel doet zich in o.a. Europa veelvuldig voor.

De integrale aandacht hiervoor in Nederland is gering en men vertrouwd kennelijk op de traditionele beheersingsmechanismen. Toch blijkt dat met name hiervoor veel aandacht nodig is om het aantal slachtoffers zo veel mogelijk te beperken. Hier speelt door de korte reactietijden de zelfredzaamheid van de burgers een dominante rol en de overheid doet er goed aan daar actief op in te zetten. Ook de alarmering verdient veel aandacht. Alarmwaarschuwingen moeten zo concreet mogelijk zijn en ontdaan van technisch jargon aanzetten tot actie. Te verwachten lokale effecten moeten worden gecommuniceerd. Dat gegeven de onzekerheid er ook valse alarmen mogelijk zijn, hoort hier bij. Ook dat moet worden gecommuniceerd.

Uit de cijfers blijkt, dat in het Verenigd Koninkrijk 5.2 miljoen mensen ‘at risk of flooding’ zijn, waarvan 3.8 miljoen als gevolg van overstromingen van het oppervlaktewater en 2.4 miljoen bij ‘river and coastal flooding’ (1 miljoen in beide categorieën), daarenboven nog eens 1.5 miljoen mensen in Schotland, Wales en Noord-Ierland.

Veel aandacht is er ook voor de mogelijke schades inbegrepen de schade als gevolg van niet goed functionerende rioolsystemen, waarbij het water terugslaat door de rioleringspijpen. De schatting is dat 50% van de totaalschade op deze manier wordt veroorzaakt.

Het is dan ook geen wonder dat alle overheidsspelers nauw en op alle niveaus nauw bij het totaalprogramma zijn betrokken, dat moet resulteren in betere plannen en voorzieningen. Ook Scottish Water, dat een aantal vergelijkbare taken heeft als in Nederland Rijkswaterstaat en de waterschappen, is nauw betrokken. Het programma valt onder de politieke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Milieu. De Minister Roseanna Cunningham sprak ook op deze conferentie. De drijvende kracht achter het programma is de Scottish Environment Protection Agency (SEPA).

In vergelijk met het Nederlandse programma zijn er veel dezelfde thema’s. Toch trok de Nederlandse keuze voor de Worst Credible Flood Scenarios (WCFS) als een onbetwistbaar referentie kader van waaruit de consequenties tot op het niveau van de burger d.m.v. Risk Zoning kunnen worden zichtbaar gemaakt, de aandacht. Ook de meerlaagse veiligheid in het Nederlands Waterplan (preventie, ruimtelijke ordening en rampenbeheersing) kan automatisch verbindingen leggen, die nu nog niet of maar beperkt integraal worden meegenomen. Het op alle niveaus met elkaar en in aanwezigheid van de belangrijkste stakeholders doordenken van de te nemen maatregelen en de te stellen prioriteiten binnen de beschikbare waarschuwingstijd is een systematiek, waarvoor het Nederlands model van Dijkring 100 de interesse wekte.

In beide landen blijven het informeren en betrekken van burgers en bedrijfsleven achter.

Wel is het opvallend, dat de prioriteit publiek is en ook in de tijd wordt geborgd. Niet een geweldige opleving en vervolgens een ander thema zoals in Nederland, maar een permanente prioriteit voor mogelijke overstromingen.

Ook het bedrijfsleven speelt actief in op dit programma, waarbij instrumentontwikkeling als een 2D graphics system, vergelijk met het Nederlandse FLIWAS (Flood Information and Warning System), diverse sensoren, maar ook Flood Protection Systems worden aangeboden voor huizen in risicogebieden (vergelijk buitendijks wonen) en tijdelijke waterkeringen als Geodesign Barriers, die al op meerder plaatsen effectief zijn ingezet bij de bescherming van (vitale) infrastructuur.

In de wandelgangen van deze conferentie waren veel bedrijven aanwezig om hun specifieke oplossingen te laten zien.

Alles bij elkaar zeker aanleiding om in retrospect terug te kijken op de uitkomsten van de TMO en de prioriteiten bij de verdere uitwerking van de nog niet afgeronde aspecten. Ik ben daar niet erg gerust op.

woensdag 9 juni 2010

Het blijft maar overstromen

Sinds mijn functie als programmamanager van de Taskforce Management Overstromingen (TMO) ben ik meer dan normaal attent op overstromingen in de wereld. Opvallend hoeveel dat er zijn. Ik heb er geen bewijs voor maar de frequentie lijkt omhoog te gaan. Naast de bijna voorspelbare overstromingen in landen als Bangladesh (een nauwelijks beveiligde delta) treden vooral veel overstromingen op in combinatie met plotselinge zeer heftige regenval.

Steeds weer lees je uitlatingen in de pers als ‘plotseling na een heel lange tijd’, ‘de ernstigste sinds 100 jaar’, etc. Nu is het niet mijn vak om vast te stellen of dit incidenten zijn of dat er sprake is van een trend, maar het is wel opvallend dat in de afgelopen twee jaar overstromingen zijn geweest in Engeland, België, Frankrijk, Spanje, Polen, Hongarije, Duitsland, Tsjechië, Slowakije, etc. Bijna allemaal van het eerder aangegeven type: bovenmatige en langdurige regenval gevolgd door aardverschuivingen en overstromingen, als gevolg van het wegspoelen van terreingedeelten, bressen in dijken of riviertjes die buiten hun oevers treden. Steeds sta je weer verbaasd over de vernietigende kracht van het water.

Het zijn doorgaans geen polderlandschappen, waarin deze overstromingen zich voordoen. Evenmin is er sprake van dijkringen, zoals in het Nederlandse landschap. De begrenzing van het water volgt de grenzen van de bodemverheffing. Uiteraard is de vraag in hoeverre hier sprake is van voorspelbaarheid. Als er dijken zijn, wat is dan de beschermingsgraad 1:1200 jaar zoals in Nederland (ongeveer als ondergrens) of veel lager. Hoe worden de waterkeringen in de gaten gehouden, welk onderhoud wordt er uitgevoerd? Allemaal vragen, die zeker van belang zijn om de kans op een overstroming te verminderen, maar hoe nu te reageren op dit soort (dreigende) overstromingen.

Uiteraard past ook in deze situaties een analyse van een groot aantal ‘What if” situaties. Als we aannemen dat een dijk mogelijk bezwijkt, waar is dan de kans het grootst? Wat is het te verwachten effect? Welke terreinen stromen over? Hoe ver komt het water? Hoe diep wordt het? In hoeveel tijd wordt de uiterste grens bereikt. Deze effecten moeten zichtbaar worden gemaakt in het TMO-project aangeduid als ‘Zonering’ (Wat wordt nat en wat blijft droog). Op basis van deze uitkomsten is het mogelijk een gevolg analyse te maken. Hoeveel mensen wonen er en onder welke condities? Hoeveel hiervan hebben direct hulp nodig (niet-zelfredzamen in een thuissituatie of in ziekenhuizen en verpleeginrichtingen? Hoe zit het net de bedrijfsgehouden dieren? Wat gebeurt er als de stroom uitvalt? Etc. De antwoorden op deze vragen maken het ook duidelijk wat de omvang en de inspanning is, die nodig is voor een evacuatie van die gebieden, waarin gegeven het te verwachten watereffect niet kan worden verbleven. Hierbij is de relatie tussen waarschuwingstijd en de reactietijd en de beschikbaarheid van de hiervoor nodige middelen bepalend voor de mate van uitvoering.

Mijn inschatting is dat naast de noodzakelijke inspanning op preventie en het analyseren van de mogelijke effecten en voorbereiden van plannen en beschikbaar maken van middelen, vooral rekening moet worden gehouden met repressie. Naast voorbereidingen die binnen enkele uren moeten worden getroffen en waarbij de bewoners en vrijwilligers een hoofdrol hebben, moet vooral rekening worden gehouden met een vorm van verticale evacuatie. Dus in huizen en opstallen boven het wateroppervlak verblijven en je gedurende enige tijd zelf kunnen redden. Dan worden de lessen van Urban Survival weer echt relevant. Het geruststellende is, dat de effecten van dit type overstromingen minder lang aanhouden dan bijvoorbeeld in het Nederlandse polderland.

Bijzondere aandacht blijft nodig voor extreme omstandigheden, zoals de combinaties van zeer krachtige storm, springvloed en duisternis. Als al die zaken samenkomen, kan iets gebeuren als eind februari bij de Xynthia-storm in Frankijk (Vendee, Charente-Maritime), waarbij door het optredende extreme weersgeweld gevolgd door overstromingen zo’n 50 dodelijke slachtoffers waren te betreuren. Ook hier weer is het belang aangetoond van het vooraf rekening houden met Worst Credible Flood Scenario’s ( Ergst denkbare overstromingsscenario’s). Uiteraard gelden deze ook voor andere gebieden. Als hier van niet wordt uitgegaan, dan dreigt een uitsluitend reactief optreden en zijn effectverminderende maatregelen nauwelijks mogelijk. Als gevolg van dit soort scenario’s zijn ook zaken nodig als een tijdige dijkbewaking met voorziene en voorbereide reacties als een dijk dreigt te bezwijken.


Als ik nu naar de beelden in al die landen kijk van overstromingen maken ze op mij de indruk van reageren op het niet verwachte en het vervolgens zo effectief op gang brengen van de hulpverlening. Dus meer een standaard ‘incident driven’-reactie dan vooraf doordachte ‘threat driven’-reactie. Dit geldt ook in situaties waarbij niet kan worden geëvacueerd, maar vervolgens wel de juiste dingen moeten worden gedaan, die veel menselijk leed en sociale ontwrichting kunnen beperken of voorkomen.

donderdag 29 april 2010

Urban Survival


Op zaterdag 10 april 2010 organiseerde het projectteam zelfredzaamheid van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland in samenwerking met Christo Motz (www.fylgjur.nl) een cursusdag Urban Survival. Op het terrein in Crailo bij Bussum, waar vroeger de BB (Bescherming Bevolking), het Korps Mobiele Colonnes (KMC) en nu nog de Brandweer oefenfaciliteiten hebben vond de cursus plaats. Een leuke mix van theorie en praktijk.

De veronderstelling was dat om welke oorzaak dan ook de stroom is zo’n 14 dagen uitvalt, wat doen we dan wel en wat doen we niet? Plotseling komt het besef van de grenzeloze afhankelijkheid van energie met name in onze westerse wereld. Ook spelen de condities waaronder een belangrijke rol. Welk jaargetijde is het? Welke omstandigheden hebben deze stroomuitval veroorzaakt? Het is toch echt anders in het geval van een overstroming of dat een Apache tegen een hoogspanningsmast aanvliegt. Plotseling staan we weer stil bij basis behoeften in ons leven. Veiligheid, water, voeding, sanitaire voorzieningen, gezond in leven blijven, warmte, etc.We hebben ons verdiept in de consequenties van vervuild water, hoe om te gaan in situaties waar geen sanitaire voorzieningen zijn. Het besef dat maar zo’n 20% van de wereld sanitaire voorzieningen in combinatie met waterspoeling en afvoer in een riool. In een wereld van ‘logistics of plenty’ is het lastig om weer de basis te ontdekken.

Ja dan is het leuk om weer eens na te denken hoe je in je eigen huis kan overleven. Hoe ga je om met de ontdooiende vriezer (wat moet het eerst op en waar kan je later nog wat mee?), hoe zorg je voor een minimum temperatuur, waarin je nog kan overleven? Vuurmaken en er mee omgaan zonder te stikken? Hoe maak je van vervuild water weer drinkbaar water? Welke zaken in en rond huis kunnen je comfort verhogen.

Eyeopeners waren de LifeStraws (www.vestergaard-frandsen.com/lifestraw). Een kunststof buisje van 3 cm breed en 20 cm lang met een ingebouwd filtersysteem , waarmee je rechtstreeks water opzuigt uit ene vervuilde bron en dat direct wordt gezuiverd. Hiermee kan je een jaar lang vooruit met drinkwater (700 liter). Familieversies tot 18.000 liter water per jaar. Het kost maar een paar euro. Helaas vaak nog veel te duur voor de gebieden waar het eigenlijk permanent nodig is. Een andere eyeopener is het peepoo-project. (www.peepoople.com), een plastic zak, waarin een uitvouwbare wc-bril, die de fecaliën opvangt en vervolgens wordt dichtgeknoopt en inbegrepen de zak gebruikt kan worden als bemesting. Ook een paar euro.

Als dat alles eens koppelt aan het Shelterbox-project van Rotary (www.shelterbox.org) , waarmee uit voorbereide opslagfaciliteiten in de wereld rechtstreeks pakketten (shleterboxes) kunnen worden ingevlogen, waarin een tentonderkomen zit, enig comfort en minimale voorzieningen voor warmte en komen. Door deze combinaties kan de noodopvang toch heel wat gestructureerder worden aangepakt, als nu veelal blijkt bij bijvoorbeeld recente aardbevingen.

Het moet toch mogelijk zijn om een internationale hulporganisatie te formeren, die grensoverschrijdend kan werken en in directe steun van de nog steeds autonome regering verstandig kan werken. Zo'n 'safe and rescue'-organisatie behoeft niet echt groot te zijn en het imago hebben van het Rode Kruis, maar wel buitengewoon flexibel. Wellicht VN, hoewel het doorpakvermogen van die organisatie uiterst twijfelachtig is. Het moet een soort derde persoon organisatie zijn, die niet al bedreigend wordt ervaren, maar als een verlengstuk van het eigen bestuurlijk vermogen (Hoe gering dan ook).Ze moet het gevoel geeft dat de lokale autoriteiten er nog toe doen, maar tegelijkertijd met bevoegdheden de coördinatie op zich kan nemen van alle binnenkomende hulpgoederen en -organisaties. Naast de landelijke coördinatie gaat het vooral om een coördinator per postcodegebied of iets dergelijks met niet meer bevoegdheden, dan wat nodig is voor directe hulp, basis geneeskundige zorg, sanitaire voorzieningen, voedsel en water, etc. met een eigen (satelliet) communicatievoorziening. Vergelijk Haïti en Chile, voor de eerste een directe noodzaak en voor de tweede een aangename steun.

Het was goed om over al dit soort zaken weer eens praktisch na te denken en vast te stellen dat de grenzen van zelfredzaamheid veel verder liggen dan men denkt, maar we moeten er wel attent op worden gemaakt. Zo bleek ons die dag dat bijvoorbeeld in Zweden buitengewoon gestructureerd wordt aangepakt. De BB niet opgeheven maar gemoderniseerd en toegespitst om de dreigingen van alle dag.




woensdag 3 maart 2010

Netcentrisch werken



Op 10 november 2009 bezocht ik het jaarlijks door BZK georganiseerde veiligheidscongres. Van de plenaire jaarlijks lezingen beviel mij die van Kenn Livingstone, de eerste rechtstreeks gekozen (oud) burgemeester van Londen, het beste. Interessant om te horen, dat de Engelsen veel nadrukkelijker een scheiding aanbrengen tussen beleid en (operationele) uitvoering. Het is mijn indruk dat in Nederland de bevelhebbersrol van de burgemeester de operationele uitvoering nog al eens in de weg zit. De burgemeester is in Nederland namelijk en bevelhebber en de bestuurlijk eindverantwoordelijke. Dat vereist beslissingen nemen op basis van de door de operationele commandanten aangedragen alternatieven en je zo min mogelijk bemoeien met de uitvoering van het operationele proces.
Cruciaal voor een snelle en adequate besluitvorming is een goede informatievoorziening. Vandaar dat ik de workshop Netcentrisch werken heb opgezocht. Het was echter wel teleurstellend om nu voor ongeveer het 4e jaar dezelfde informatie te krijgen. Kennelijk wordt er maar uiterst traag voortgang geboekt. Nu is de essentie van netcentrisch werken het informatie gestuurd werken bij grootschalig optreden. De informatie wordt onderling gedeeld, zodat iedereen hetzelfde beeld van een crisis heeft (ook wel situational awareness genoemd).
Op basis van die kennis kunnen mensen zelfstandig de hun toegewezen taken uitvoeren. Zij zijn daardoor niet meer afhankelijk van de hiërarchische lijn in hun organisatie, wat de snelheid van handelen ten goede komt. Uiteraard moet aan een aantal eisen worden voldaan. Het is niet zo maar een systeem wat je koopt. Het gaat primair om een werkwijze. Vooraf gaat het om informatieanalyse, wat hebben we eigenlijk op welk moment nodig? De werkwijze moet je je eigen maken en de ondersteunende systemen kunnen bedienen. Nu zie je nog vaak dat men netcentrisch werken ziet als een soort moderne fax (tekst en plaatjes), die snel zijn informatie met ieder kan delen en vergeet dat de netcentrische werkwijze haar invloed heeft op alle spelers.
Informatiemanagement is essentieel. Welke gegevens of gegevensverzamelingen moeten worden samengebracht om de besluitvorming op de meest effectieve manier samen te brengen met de grootste kans op het beste resultaat. De kunst van beoordelen, selecteren, samenbrengen en aanbieden van informatie in een voor allen toegankelijk medium vereist basiskwaliteiten en opleiding. Gedeelde, accurate, tijdige, relevante en beschikbare informatie, daar gaat het om. Het argument van dit systeem is te ingewikkeld want onze operators konden het niet bedienen moet een zelfverwijt zijn.
Met de grote verscheidenheid aan systemen in de veiligheidswereld moet wel aan de eis worden voldaan dat de gegevens moeten kunnen worden uitgewisseld en dat de systemen bij voorkeur voldoen aan een aantal nader aan te geven open standaarden. Zo ver zijn we zeker nog niet. Een analyse van de huidige systemen wijst uit dat er nu enkele systemen zijn die reeds voldoen, een aantal kunnen daaraan voldoen met een geringe ‘facelift’, een aantal alleen na ingrijpende ‘hartchirurgie’ en een aantal zullen nooit voldoen en moeten worden afgevoerd en vervangen.
Het is dus beslist niet nodig dat allen over de zelfde systemen beschikken, maar wel dat deze compatibel zijn. De sleutel zit dus niet in met nog meer inspanning inzetten op een gemeenschappelijke vraagarticulatie, maar wel op het zo snel mogelijk introduceren van open standaarden en daar de systemen op kopen of aanpassen. Steeds weer zal blijken dat andere dataverzamelingen moeten worden aangeschakeld en ook dat moet dan kunnen.
Wellicht moet deze vraag bij het bedrijfsleven worden neergelegd. Hun belang is immers om nu en in de toekomst de eigen systemen te kunnen verkopen. Als de voorwaarde daarvoor een open standaard is, betrek ze er dan bij. De ontwikkelingen gaan gewoon te snel om dit ambtelijk te kunnen oplossen.