maandag 5 november 2012

Overstromingen Vera Playa (Spanje)
28 september 2012 - Soms kan het vreemd lopen in het leven. ’s Morgens blij, omdat ons denktankje haar voornemen om haar expertise en kennis over de voorbereiding op en het omgaan met overstromingen gepubliceerd zag in een artikel in het blad Water Governance. Het gaat daarbij vooral om praktische handreikingen in een lokale omgeving. De meeste kennis en ervaring hierover is opgebouwd tijdens de periode van de Taskforce Management Overstromingen en in de jaren daarna. Eenvoudige instrumenten, die gebruikt kunnen worden tegen een inschatting van een ‘What-if’situatie (Waar kan of zal het gebeuren? Wat blijft droog, wat wordt nat? Hoe diep wordt het water? Hoe ver reikt het? In hoeveel tijd wordt dat bereikt?). Deze gegevens geven inzicht in waarschuwingstijd en reactietijd met een absolute prioriteit in het verminderen van het aantal slachtoffers en vervolgens het zoveel mogelijk beperken van de schade. Al deze zaken zijn om te zetten in handelingsperspectieven voor door een overstroming bedreigde burgers en geven richting aan de inzet van hulpdiensten.
Tegen de avond zie ik een plaatje op Facebook van de effecten van een overstroming in Vera-Playa. Dat trekt bij mij onmiddellijk de aandacht, omdat wij daar een huisje hebben. Nog eens goed gekeken naar een foto van door het water op elkaar geworpen auto’s en met een schok stel ik vast dat deze opname nog geen 50 meter van ons huis moet zijn gemaakt. In de paar uur daarna krijgt de informatie steeds meer inhoud. Na vele maanden zonder regen is er in de ochtend een langdurige wolkbreuk, heel uitzonderlijk voor een streek met 320 dagen zon per jaar. Het water staat binnen de kortste tijd enkele tientallen centimeters in de straten. De regen komt gedurende enkele uren met bakken uit de lucht. 200-250 liter water per vierkante meter per uur.
De smalle, droge rambla van de Rio Antes, die in Vera-Playa uitmondt in de Middellandse Zee, wordt gevoed vanuit de omliggende bergen en heuvels en veranderde binnen enkele uren in een wild kolkende rivier. Uit een ooggetuige verslag: ‘Rond 10.45 uur krijgt de receptie van Vera Beachclub, een apart-hotel waar de gasten in appartementen logeren, een telefoontje vanuit Antas, een klein dorp ca. 15 kilometer het binnenland in. De waarschuwing luidt: “Ga naar hoger gelegen delen, want het water is in aantocht en zal zeker overstromen.” De medewerkers van het hotel, dat vrijwel naast de uitmonding van de rambla ligt, haasten zich om de ruim 100 gasten per telefoon te waarschuwen. Iedereen wordt verzocht om auto’s te verplaatsen en naar het restaurant te komen, dat op de eerste verdieping ligt. De meeste gasten redden het net op tijd, want nog geen 15 minuten later ziet men aan het begin van de straat een vloedgolf aankomen, die je normaal gesproken alleen in films ziet’. De overheid had een waarschuwing verspreid en de State Orange afgekondigd, maar hoe op welke wijze wordt deze ‘vertaald’ naar de burgers. Een lastig probleem, dat veel meer aandacht en oefening vereist. Uit de YouTube fimpjes, die vrijwel onmiddellijk opduiken zie jet proces zich aftekenen. Onmiddellijk herinner je je, dat het in snel stromend water van zo’n 10 cm al nauwelijks voor een volwassene mogelijk is te lopen en dat bij 30 cm de auto’s veranderen in bootjes. Onmiddellijk weer het gevaar van mensen, die met de auto willen ontvluchten en of worden meegesleurd of zoals hier omkomen in hun auto in en snel vollopende parkeergarage. Onderweg neemt slaat de rivier twee bruggen weg, vooral omdat de bedding van de rambla langdurig niet is schoongemaakt en de door het water weggerukte begroeiing er voor zorgt dat de rivier snel buiten zijn oevers treedt. (Vervolg ooggetuigeverslag): ‘ Het water stijgt snel en binnen enkele honderden meters van de rambla bereikt het water op het hoogste niveau de dakrand (6 meter hoog) van het kantoorgebouw aan de overkant van de straat. In het restaurant van het hotel, op de eerste verdieping, krijgt men inmiddels natte voeten en door de ramen ziet men auto’s, meubilair, bomen, planten en allerlei troep voorbij drijven. De stroming is enorm en hulptroepen kunnen niets doen, als ze al bereikt zouden kunnen worden, want alle communicatie is uitgevallen. Er is geen mobiel verkeer mogelijk, vaste telefoonlijnen zijn dood en internet werkt ook niet. Geen elektra en geen water. Uren gaan voorbij en de mensen eten en drinken wat er in het restaurant voorradig is. Gordijnen worden als dekens gebruikt om kleine kinderen warm te houden, maar dan worden eindelijk de eerste helikopters waargenomen. De redding is nabij en de bewoners van de overkant, die inmiddels allemaal naar de dakterrassen zijn gevlucht, worden als eerste ontzet.
Rond 17.00 uur, als het water eindelijk gezakt is, kan men de straat op waar zich een verschrikkelijk rampgebied heeft gevormd. Auto’s liggen her en der verspreid en staan op onmogelijke plaatsen ‘geparkeerd’ tot op het strand van de Middellandse zee. Te midden van de dikke laag modder die de straat heeft bedekt, treft men containers, meubilair en zelfs betonnen bloembakken’. Ruim 4.000 woningen zijn na een paar uur onbewoonbaar, het einde van de straat waar het bovengenoemde hotel staat is in zee verdwenen, samen met een gedeelte van de boulevard. Er is geen drinkwater, geen elektra en ook alle telefoon- en internetverbindingen liggen plat. 2 bruggen zijn verwoest, waardoor het rampgebied aan Vera Playa moeilijker bereikbaar is. Het leger is ingezet om hulp te bieden, maar niemand weet waar te beginnen… In ons huis viel het mee het mee, het ligt wat verder en hoger, het water was maar tot aan de vensterbanken gestegen, maar de gehele inventaris van eerste verdieping moet worden afgeschreven en vervangen. Nog los van de puinhoop die moet worden opgeruimd. Dit alles speelt zich weliswaar af op zo’n 2500 km afstand, maar ineens ben je ook slachtoffer en ervaringsdeskundige. Een dimensie, die je nog scherper maakt in de praktische dingen, die in zo’n situatie moeten gebeuren of moeten worden nagelaten.

maandag 3 januari 2011

Impressie van de Conferentie Nafase


Op 23 november 2010 vond in Amersfoort de conferentie Nafase plaats met als aanleiding de uitgifte van het Modelplan Nafase door het bureau Impact. Ik mocht deze conferentie als dagvoorzitter begeleiden. Mijn waarnemingen van deze dag zijn de volgende:

Er is niet iets als dé Nafase en er is ook niet één Nafasestrategie. Dat concludeerden we al als Taskforce Management Overstromingen. Vandaag werd dat weer eens bevestigd. Wel is er behoefte aan een duidelijk kader, maar vooral aan handreikingen en checklists (‘spiekbriefjes’). Zoals we vandaag hebben vastgesteld, voldoet het aangereikte instrumentarium van Modelplan, checklist en Impact The Game daar in ruime mate aan. Het gaat daarbij ook om het voorkomen van planfixatie; de feitelijke situatie moet leidend zijn, niet de al gekozen oplossing (voorbeeld: 300 veldbedden in een sportzaal zonder dat is vastgesteld of er ook daadwerkelijk behoefte aan is).

We kijken terug op een prima dag, die heeft herbevestigd hoe belangrijk, maar ook weerbarstig, de nafase is. De goede terugkoppeling van de vliegtuig crash gaf daarvan weer eens het bewijs. Ook bleek daaruit hoe nuttig het is om nu met de kennis uit de praktijk nog eens een toets te doen op het modelplan en te komen met aanbevelingen. Deze dag heeft geleid tot een beter begrip van het ‘Hoe’ en ‘Wat’ van de Nafase, maar ook in wat nog niet klaar is en wat we nog mogen verwachten. Vooral de processen herstel, wederopbouw en terugkeer vereisen nog veel aandacht en niet alleen uit de optiek van zorgverleners.

Het is goed om vast te stellen, dat de Nafase stevig op de nationale agenda staat, voldoende prioriteit heeft en dat er hard wordt gewerkt om medio 2011 daadwerkelijk een landelijke Nafasestrategie af te leveren. Ook hebben we geconstateerd, dat het daarbij sterk is aan te bevelen, dat deze niet alleen op nationaal niveau ontstaat maar tijdig de daarbij betrokken uitvoerders (veiligheidsregio’s en gemeenten) worden betrokken. Al zou het alleen maar zijn om te toetsen of dat wat nationaal wordt bedacht wordt begrepen en uitvoerbaar is. Regelmatig kwam uit diverse geledingen de oproep om alle stakeholders te betrekken. Dit gaf nog eens aan dat er veel meer instanties en instellingen bij de Nafase zijn of kunnen worden betrokken dan vaak wordt gedacht. Bovendien kan deze variatie per regio verschillen.

Keer op keer werd herbevestigd, dat alleen een scherp oog en oor voor de ‘getroffenen’, voor wie we dit doen, de noodzakelijke input is voor een effectief Nafaseproces. Het gaat niet om het geslaagde plan of de succesrijke organisatie, maar om een goede uitvoering, die recht doet aan de noden van de getroffenen.

Gelukkig was er ook het besef dat het niet allen gaat om ‘getroffenen’ dan wel ‘slachtoffers’, maar dat we niet mogen vergeten ook naar deze groep te kijken als ‘resources’. Dit komt bij elkaar in het woord Resilience (community and individual), waarvoor het Nederlandse woord ‘veerkracht’ wordt gebruikt, maar eigenlijk nog ruimer moet worden geïnterpreteerd. Het vermogen om te gaan met (onverwachte) rampen, zelf de goede dingen te doen voor jezelf en je omgeving en ook bezig te zijn met de ‘terugkeer naar het normale’. We zullen de komende jaren veel aandacht moeten besteden aan het versterken van de Resilience en het ook uitwerken in de Nafasetrajecten. De huidige trajecten voor het versterken van de zelfredzaamheid van burgers en bedrijven sluiten daar zeker op aan, maar gaan niet ver genoeg.

Ook werd het permanente aandachtspunt van de niet-zelfredzamen aangeroerd. Natuurlijk krijgt deze groep aandacht in het modelplan, maar er zal nog veel aan condities en randvoorwaarden vooral op nationaal niveau moeten gebeuren om voor deze groep effectieve oplossingen bij rampen te bereiken.

Het onderscheid tussen ‘Incident driven’ rampen (lokaal en regionaal) en ‘threat driven’ rampen (nationale rampen per definitie: pandemie, overstromingen, massale ICT-uitval, milieurampen, grootschalige uitbraak dierziekten, etc.) kreeg ook aandacht. Vooral bij de laatste categorie moet het nationale niveau duidelijk en concreet zijn in de daarvoor te creëren condities en randvoorwaarden om de veiligheidsregio’s in staat te stellen zelf inhoud te kunnen (blijven) geven aan een effectieve Nafase. Ook hierbij is het van belang om samen op te werken. Voorbeeld: Het aanwijzen van een opvangregio is één, maar het inrichter ervan is twee.
Veel aandacht blijft nodig voor interregionale en bovenregionale effecten bij rampen en de daarvoor nodige coördinatie. Vooral het versterken van de verticale coördinatie blijft een hoofdaandachtspunt.
In dit kader werd ook aangegeven het Veiligheidsberaad nadrukkelijk te betrekken bij de materie. Het gaat daarbij niet om de goedkeuring van initiatieven of producten namens de afzonderlijke regio’s, maar vooral om het stimuleren van de afzonderlijke regio’s in het gebruik ervan, nadat met instemming is kennis genomen van de inhoud

Bij Impact The Game werd benadrukt, dat het er bij de nafase vooral om gaat kennis te nemen van de ‘verhalen’ van getroffenen en een samenspel op gang te brengen tussen de organisatie/plan-kant en de ‘mens’-kant. Vooral de toepassingsmogelijkheden, ook monodisciplinair, trokken de aandacht. Scherp in de rollen zijn, aan de daaraan verbonden verantwoordelijkheden en taken uitvoering geven en het doen met mandaat en effectieve instrumenten. Het spel is inpasbaar in de al bestaande plannen kan worden gebruikt als een zelftoetsingsinstrument op de eigen processen en procedures.

dinsdag 12 oktober 2010

Flood Risk Management


Op 5 oktober vond in Glasgow de jaarlijkse Conference on Sustainable Flood Risk Management plaats. Via LinkedIn was ik met de organisator , het Holyrood Events Team van Holyrood Magazine in contact gekomen. Als oud programmamanager van de Taskforce Management Overstromingen ben ik vervolgens gevraagd tijdens deze conferentie te spreken over ‘The consequences of ‘What-If ‘ scenarios’. Een verzoek waar ik graag aan heb voldaan.

Het is opvallend welke prioriteit in Schotland wordt gegeven aan overstromingsrisico’s. Niet alleen voor de meer traditionele overstromingen van kust-en riviergebieden, als gevolg van dijkdoorbraken of buiten hun oevers tredende rivieren, maar ook bovenmatige wateroverlast als gevolg van langdurige, intensieve en bovenmatige regenval. Dit verschijnsel doet zich in o.a. Europa veelvuldig voor.

De integrale aandacht hiervoor in Nederland is gering en men vertrouwd kennelijk op de traditionele beheersingsmechanismen. Toch blijkt dat met name hiervoor veel aandacht nodig is om het aantal slachtoffers zo veel mogelijk te beperken. Hier speelt door de korte reactietijden de zelfredzaamheid van de burgers een dominante rol en de overheid doet er goed aan daar actief op in te zetten. Ook de alarmering verdient veel aandacht. Alarmwaarschuwingen moeten zo concreet mogelijk zijn en ontdaan van technisch jargon aanzetten tot actie. Te verwachten lokale effecten moeten worden gecommuniceerd. Dat gegeven de onzekerheid er ook valse alarmen mogelijk zijn, hoort hier bij. Ook dat moet worden gecommuniceerd.

Uit de cijfers blijkt, dat in het Verenigd Koninkrijk 5.2 miljoen mensen ‘at risk of flooding’ zijn, waarvan 3.8 miljoen als gevolg van overstromingen van het oppervlaktewater en 2.4 miljoen bij ‘river and coastal flooding’ (1 miljoen in beide categorieën), daarenboven nog eens 1.5 miljoen mensen in Schotland, Wales en Noord-Ierland.

Veel aandacht is er ook voor de mogelijke schades inbegrepen de schade als gevolg van niet goed functionerende rioolsystemen, waarbij het water terugslaat door de rioleringspijpen. De schatting is dat 50% van de totaalschade op deze manier wordt veroorzaakt.

Het is dan ook geen wonder dat alle overheidsspelers nauw en op alle niveaus nauw bij het totaalprogramma zijn betrokken, dat moet resulteren in betere plannen en voorzieningen. Ook Scottish Water, dat een aantal vergelijkbare taken heeft als in Nederland Rijkswaterstaat en de waterschappen, is nauw betrokken. Het programma valt onder de politieke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Milieu. De Minister Roseanna Cunningham sprak ook op deze conferentie. De drijvende kracht achter het programma is de Scottish Environment Protection Agency (SEPA).

In vergelijk met het Nederlandse programma zijn er veel dezelfde thema’s. Toch trok de Nederlandse keuze voor de Worst Credible Flood Scenarios (WCFS) als een onbetwistbaar referentie kader van waaruit de consequenties tot op het niveau van de burger d.m.v. Risk Zoning kunnen worden zichtbaar gemaakt, de aandacht. Ook de meerlaagse veiligheid in het Nederlands Waterplan (preventie, ruimtelijke ordening en rampenbeheersing) kan automatisch verbindingen leggen, die nu nog niet of maar beperkt integraal worden meegenomen. Het op alle niveaus met elkaar en in aanwezigheid van de belangrijkste stakeholders doordenken van de te nemen maatregelen en de te stellen prioriteiten binnen de beschikbare waarschuwingstijd is een systematiek, waarvoor het Nederlands model van Dijkring 100 de interesse wekte.

In beide landen blijven het informeren en betrekken van burgers en bedrijfsleven achter.

Wel is het opvallend, dat de prioriteit publiek is en ook in de tijd wordt geborgd. Niet een geweldige opleving en vervolgens een ander thema zoals in Nederland, maar een permanente prioriteit voor mogelijke overstromingen.

Ook het bedrijfsleven speelt actief in op dit programma, waarbij instrumentontwikkeling als een 2D graphics system, vergelijk met het Nederlandse FLIWAS (Flood Information and Warning System), diverse sensoren, maar ook Flood Protection Systems worden aangeboden voor huizen in risicogebieden (vergelijk buitendijks wonen) en tijdelijke waterkeringen als Geodesign Barriers, die al op meerder plaatsen effectief zijn ingezet bij de bescherming van (vitale) infrastructuur.

In de wandelgangen van deze conferentie waren veel bedrijven aanwezig om hun specifieke oplossingen te laten zien.

Alles bij elkaar zeker aanleiding om in retrospect terug te kijken op de uitkomsten van de TMO en de prioriteiten bij de verdere uitwerking van de nog niet afgeronde aspecten. Ik ben daar niet erg gerust op.

woensdag 9 juni 2010

Het blijft maar overstromen

Sinds mijn functie als programmamanager van de Taskforce Management Overstromingen (TMO) ben ik meer dan normaal attent op overstromingen in de wereld. Opvallend hoeveel dat er zijn. Ik heb er geen bewijs voor maar de frequentie lijkt omhoog te gaan. Naast de bijna voorspelbare overstromingen in landen als Bangladesh (een nauwelijks beveiligde delta) treden vooral veel overstromingen op in combinatie met plotselinge zeer heftige regenval.

Steeds weer lees je uitlatingen in de pers als ‘plotseling na een heel lange tijd’, ‘de ernstigste sinds 100 jaar’, etc. Nu is het niet mijn vak om vast te stellen of dit incidenten zijn of dat er sprake is van een trend, maar het is wel opvallend dat in de afgelopen twee jaar overstromingen zijn geweest in Engeland, België, Frankrijk, Spanje, Polen, Hongarije, Duitsland, Tsjechië, Slowakije, etc. Bijna allemaal van het eerder aangegeven type: bovenmatige en langdurige regenval gevolgd door aardverschuivingen en overstromingen, als gevolg van het wegspoelen van terreingedeelten, bressen in dijken of riviertjes die buiten hun oevers treden. Steeds sta je weer verbaasd over de vernietigende kracht van het water.

Het zijn doorgaans geen polderlandschappen, waarin deze overstromingen zich voordoen. Evenmin is er sprake van dijkringen, zoals in het Nederlandse landschap. De begrenzing van het water volgt de grenzen van de bodemverheffing. Uiteraard is de vraag in hoeverre hier sprake is van voorspelbaarheid. Als er dijken zijn, wat is dan de beschermingsgraad 1:1200 jaar zoals in Nederland (ongeveer als ondergrens) of veel lager. Hoe worden de waterkeringen in de gaten gehouden, welk onderhoud wordt er uitgevoerd? Allemaal vragen, die zeker van belang zijn om de kans op een overstroming te verminderen, maar hoe nu te reageren op dit soort (dreigende) overstromingen.

Uiteraard past ook in deze situaties een analyse van een groot aantal ‘What if” situaties. Als we aannemen dat een dijk mogelijk bezwijkt, waar is dan de kans het grootst? Wat is het te verwachten effect? Welke terreinen stromen over? Hoe ver komt het water? Hoe diep wordt het? In hoeveel tijd wordt de uiterste grens bereikt. Deze effecten moeten zichtbaar worden gemaakt in het TMO-project aangeduid als ‘Zonering’ (Wat wordt nat en wat blijft droog). Op basis van deze uitkomsten is het mogelijk een gevolg analyse te maken. Hoeveel mensen wonen er en onder welke condities? Hoeveel hiervan hebben direct hulp nodig (niet-zelfredzamen in een thuissituatie of in ziekenhuizen en verpleeginrichtingen? Hoe zit het net de bedrijfsgehouden dieren? Wat gebeurt er als de stroom uitvalt? Etc. De antwoorden op deze vragen maken het ook duidelijk wat de omvang en de inspanning is, die nodig is voor een evacuatie van die gebieden, waarin gegeven het te verwachten watereffect niet kan worden verbleven. Hierbij is de relatie tussen waarschuwingstijd en de reactietijd en de beschikbaarheid van de hiervoor nodige middelen bepalend voor de mate van uitvoering.

Mijn inschatting is dat naast de noodzakelijke inspanning op preventie en het analyseren van de mogelijke effecten en voorbereiden van plannen en beschikbaar maken van middelen, vooral rekening moet worden gehouden met repressie. Naast voorbereidingen die binnen enkele uren moeten worden getroffen en waarbij de bewoners en vrijwilligers een hoofdrol hebben, moet vooral rekening worden gehouden met een vorm van verticale evacuatie. Dus in huizen en opstallen boven het wateroppervlak verblijven en je gedurende enige tijd zelf kunnen redden. Dan worden de lessen van Urban Survival weer echt relevant. Het geruststellende is, dat de effecten van dit type overstromingen minder lang aanhouden dan bijvoorbeeld in het Nederlandse polderland.

Bijzondere aandacht blijft nodig voor extreme omstandigheden, zoals de combinaties van zeer krachtige storm, springvloed en duisternis. Als al die zaken samenkomen, kan iets gebeuren als eind februari bij de Xynthia-storm in Frankijk (Vendee, Charente-Maritime), waarbij door het optredende extreme weersgeweld gevolgd door overstromingen zo’n 50 dodelijke slachtoffers waren te betreuren. Ook hier weer is het belang aangetoond van het vooraf rekening houden met Worst Credible Flood Scenario’s ( Ergst denkbare overstromingsscenario’s). Uiteraard gelden deze ook voor andere gebieden. Als hier van niet wordt uitgegaan, dan dreigt een uitsluitend reactief optreden en zijn effectverminderende maatregelen nauwelijks mogelijk. Als gevolg van dit soort scenario’s zijn ook zaken nodig als een tijdige dijkbewaking met voorziene en voorbereide reacties als een dijk dreigt te bezwijken.


Als ik nu naar de beelden in al die landen kijk van overstromingen maken ze op mij de indruk van reageren op het niet verwachte en het vervolgens zo effectief op gang brengen van de hulpverlening. Dus meer een standaard ‘incident driven’-reactie dan vooraf doordachte ‘threat driven’-reactie. Dit geldt ook in situaties waarbij niet kan worden geëvacueerd, maar vervolgens wel de juiste dingen moeten worden gedaan, die veel menselijk leed en sociale ontwrichting kunnen beperken of voorkomen.

donderdag 29 april 2010

Urban Survival


Op zaterdag 10 april 2010 organiseerde het projectteam zelfredzaamheid van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland in samenwerking met Christo Motz (www.fylgjur.nl) een cursusdag Urban Survival. Op het terrein in Crailo bij Bussum, waar vroeger de BB (Bescherming Bevolking), het Korps Mobiele Colonnes (KMC) en nu nog de Brandweer oefenfaciliteiten hebben vond de cursus plaats. Een leuke mix van theorie en praktijk.

De veronderstelling was dat om welke oorzaak dan ook de stroom is zo’n 14 dagen uitvalt, wat doen we dan wel en wat doen we niet? Plotseling komt het besef van de grenzeloze afhankelijkheid van energie met name in onze westerse wereld. Ook spelen de condities waaronder een belangrijke rol. Welk jaargetijde is het? Welke omstandigheden hebben deze stroomuitval veroorzaakt? Het is toch echt anders in het geval van een overstroming of dat een Apache tegen een hoogspanningsmast aanvliegt. Plotseling staan we weer stil bij basis behoeften in ons leven. Veiligheid, water, voeding, sanitaire voorzieningen, gezond in leven blijven, warmte, etc.We hebben ons verdiept in de consequenties van vervuild water, hoe om te gaan in situaties waar geen sanitaire voorzieningen zijn. Het besef dat maar zo’n 20% van de wereld sanitaire voorzieningen in combinatie met waterspoeling en afvoer in een riool. In een wereld van ‘logistics of plenty’ is het lastig om weer de basis te ontdekken.

Ja dan is het leuk om weer eens na te denken hoe je in je eigen huis kan overleven. Hoe ga je om met de ontdooiende vriezer (wat moet het eerst op en waar kan je later nog wat mee?), hoe zorg je voor een minimum temperatuur, waarin je nog kan overleven? Vuurmaken en er mee omgaan zonder te stikken? Hoe maak je van vervuild water weer drinkbaar water? Welke zaken in en rond huis kunnen je comfort verhogen.

Eyeopeners waren de LifeStraws (www.vestergaard-frandsen.com/lifestraw). Een kunststof buisje van 3 cm breed en 20 cm lang met een ingebouwd filtersysteem , waarmee je rechtstreeks water opzuigt uit ene vervuilde bron en dat direct wordt gezuiverd. Hiermee kan je een jaar lang vooruit met drinkwater (700 liter). Familieversies tot 18.000 liter water per jaar. Het kost maar een paar euro. Helaas vaak nog veel te duur voor de gebieden waar het eigenlijk permanent nodig is. Een andere eyeopener is het peepoo-project. (www.peepoople.com), een plastic zak, waarin een uitvouwbare wc-bril, die de fecaliën opvangt en vervolgens wordt dichtgeknoopt en inbegrepen de zak gebruikt kan worden als bemesting. Ook een paar euro.

Als dat alles eens koppelt aan het Shelterbox-project van Rotary (www.shelterbox.org) , waarmee uit voorbereide opslagfaciliteiten in de wereld rechtstreeks pakketten (shleterboxes) kunnen worden ingevlogen, waarin een tentonderkomen zit, enig comfort en minimale voorzieningen voor warmte en komen. Door deze combinaties kan de noodopvang toch heel wat gestructureerder worden aangepakt, als nu veelal blijkt bij bijvoorbeeld recente aardbevingen.

Het moet toch mogelijk zijn om een internationale hulporganisatie te formeren, die grensoverschrijdend kan werken en in directe steun van de nog steeds autonome regering verstandig kan werken. Zo'n 'safe and rescue'-organisatie behoeft niet echt groot te zijn en het imago hebben van het Rode Kruis, maar wel buitengewoon flexibel. Wellicht VN, hoewel het doorpakvermogen van die organisatie uiterst twijfelachtig is. Het moet een soort derde persoon organisatie zijn, die niet al bedreigend wordt ervaren, maar als een verlengstuk van het eigen bestuurlijk vermogen (Hoe gering dan ook).Ze moet het gevoel geeft dat de lokale autoriteiten er nog toe doen, maar tegelijkertijd met bevoegdheden de coördinatie op zich kan nemen van alle binnenkomende hulpgoederen en -organisaties. Naast de landelijke coördinatie gaat het vooral om een coördinator per postcodegebied of iets dergelijks met niet meer bevoegdheden, dan wat nodig is voor directe hulp, basis geneeskundige zorg, sanitaire voorzieningen, voedsel en water, etc. met een eigen (satelliet) communicatievoorziening. Vergelijk Haïti en Chile, voor de eerste een directe noodzaak en voor de tweede een aangename steun.

Het was goed om over al dit soort zaken weer eens praktisch na te denken en vast te stellen dat de grenzen van zelfredzaamheid veel verder liggen dan men denkt, maar we moeten er wel attent op worden gemaakt. Zo bleek ons die dag dat bijvoorbeeld in Zweden buitengewoon gestructureerd wordt aangepakt. De BB niet opgeheven maar gemoderniseerd en toegespitst om de dreigingen van alle dag.




woensdag 3 maart 2010

Netcentrisch werken



Op 10 november 2009 bezocht ik het jaarlijks door BZK georganiseerde veiligheidscongres. Van de plenaire jaarlijks lezingen beviel mij die van Kenn Livingstone, de eerste rechtstreeks gekozen (oud) burgemeester van Londen, het beste. Interessant om te horen, dat de Engelsen veel nadrukkelijker een scheiding aanbrengen tussen beleid en (operationele) uitvoering. Het is mijn indruk dat in Nederland de bevelhebbersrol van de burgemeester de operationele uitvoering nog al eens in de weg zit. De burgemeester is in Nederland namelijk en bevelhebber en de bestuurlijk eindverantwoordelijke. Dat vereist beslissingen nemen op basis van de door de operationele commandanten aangedragen alternatieven en je zo min mogelijk bemoeien met de uitvoering van het operationele proces.
Cruciaal voor een snelle en adequate besluitvorming is een goede informatievoorziening. Vandaar dat ik de workshop Netcentrisch werken heb opgezocht. Het was echter wel teleurstellend om nu voor ongeveer het 4e jaar dezelfde informatie te krijgen. Kennelijk wordt er maar uiterst traag voortgang geboekt. Nu is de essentie van netcentrisch werken het informatie gestuurd werken bij grootschalig optreden. De informatie wordt onderling gedeeld, zodat iedereen hetzelfde beeld van een crisis heeft (ook wel situational awareness genoemd).
Op basis van die kennis kunnen mensen zelfstandig de hun toegewezen taken uitvoeren. Zij zijn daardoor niet meer afhankelijk van de hiërarchische lijn in hun organisatie, wat de snelheid van handelen ten goede komt. Uiteraard moet aan een aantal eisen worden voldaan. Het is niet zo maar een systeem wat je koopt. Het gaat primair om een werkwijze. Vooraf gaat het om informatieanalyse, wat hebben we eigenlijk op welk moment nodig? De werkwijze moet je je eigen maken en de ondersteunende systemen kunnen bedienen. Nu zie je nog vaak dat men netcentrisch werken ziet als een soort moderne fax (tekst en plaatjes), die snel zijn informatie met ieder kan delen en vergeet dat de netcentrische werkwijze haar invloed heeft op alle spelers.
Informatiemanagement is essentieel. Welke gegevens of gegevensverzamelingen moeten worden samengebracht om de besluitvorming op de meest effectieve manier samen te brengen met de grootste kans op het beste resultaat. De kunst van beoordelen, selecteren, samenbrengen en aanbieden van informatie in een voor allen toegankelijk medium vereist basiskwaliteiten en opleiding. Gedeelde, accurate, tijdige, relevante en beschikbare informatie, daar gaat het om. Het argument van dit systeem is te ingewikkeld want onze operators konden het niet bedienen moet een zelfverwijt zijn.
Met de grote verscheidenheid aan systemen in de veiligheidswereld moet wel aan de eis worden voldaan dat de gegevens moeten kunnen worden uitgewisseld en dat de systemen bij voorkeur voldoen aan een aantal nader aan te geven open standaarden. Zo ver zijn we zeker nog niet. Een analyse van de huidige systemen wijst uit dat er nu enkele systemen zijn die reeds voldoen, een aantal kunnen daaraan voldoen met een geringe ‘facelift’, een aantal alleen na ingrijpende ‘hartchirurgie’ en een aantal zullen nooit voldoen en moeten worden afgevoerd en vervangen.
Het is dus beslist niet nodig dat allen over de zelfde systemen beschikken, maar wel dat deze compatibel zijn. De sleutel zit dus niet in met nog meer inspanning inzetten op een gemeenschappelijke vraagarticulatie, maar wel op het zo snel mogelijk introduceren van open standaarden en daar de systemen op kopen of aanpassen. Steeds weer zal blijken dat andere dataverzamelingen moeten worden aangeschakeld en ook dat moet dan kunnen.
Wellicht moet deze vraag bij het bedrijfsleven worden neergelegd. Hun belang is immers om nu en in de toekomst de eigen systemen te kunnen verkopen. Als de voorwaarde daarvoor een open standaard is, betrek ze er dan bij. De ontwikkelingen gaan gewoon te snel om dit ambtelijk te kunnen oplossen.

dinsdag 22 september 2009

Voorbereidingen op de grieppandemie

Het omgaan met dilemma’s in de bedrijfsvoering als gevolg van een grieppandemie was op 24 augustus aanleiding voor een training van de Directie van ProRail. In de afgelopen maanden had ProRail zich al zorgvuldig voorbereid op de mogelijke gevolgen van een grieppandemie. In diverse draaiboeken zijn maatregelen uitgewerkt om bij een oplopend aantal zieken zo goed mogelijk te kunnen blijven functioneren. De rode draad is: ‘Ook bij een grieppandemie gaat ProRail professioneel door met het spoor’.
Diverse dilemma’s, die zich kunnen voordoen bij een grieppandemie (onvoorspelbare uitval van functionarissen en mogelijke reacties van medewerkers) zijn onder begeleiding van A3R2 besproken. De dilemma’s zijn op uiteenlopende momenten geplaatst binnen de normale taakuitvoering van ProRail. Ook werd aandacht besteed aan de daarbij te kiezen communicatiestrategie en in te zetten communicatiemiddelen.
De directie beschouwt de grieppandemie als een serieus probleem dat ook professioneel moet worden opgepakt. De discussie heeft zeker geleid tot een toegenomen inzicht in het consequentieniveau van een grieppandemie. Diverse vervolgacties om de voorbereiding verder te vervolmaken zijn in gang gezet. Een van deze acties is om voor iedereen duidelijk te maken wat het verschil is tussen een griepremmer en een griepvaccin. Immers de inzet hiervan kan tot verschillende reacties leiden bij de medewerkers. Op het moment van inzet mag daarover geen verwarring zijn.
Interessant is, nu het lijkt dat het niet zo’n vaart loopt met de pandemie, dat toch de goede dingen worden gedaan zonder de reactie te overdrijven. Indien de uitval gelijk is aan een normale wintergriep reageer dan ook als zodanig. Een ander belangrijk punt is, dat door de dienst verlenende en facilitaire functie van ProRail er buitengewoon nauwkeurig moet worden afgestemd met zowel de klanten als de eigen serviceverleners en contractpartijen.
Binnen ProRail zelf is een uitgebreid pakket van preventieve maatregelen van kracht. Grappig was om te constateren dat ook binnen ProRail ook niets menselijks vreemd is. De bijna bij iedere kraan in het gebouw aanwezige flesjes desinfectans verdwenen als sneeuw voor de zon. Een hele oude maar zeer efficiënte oplossing werd toegepast door eenvoudig weg de doppen van de flesjes te halen…..
Het was goed om te constateren dat de opgebouwde expertise bij het symposium ‘Zorg bij een grieppandemie en overstromingen’ van 10 oktober 2008 in Utrecht veel praktische toepasbare handreikingen heeft opgeleverd. Nogmaals dank aan de pandemieteams van de ministeries van BZK en VWS.